NRC, Thijs Niemantsverdriet, 13-2-2020

‘Ik luister met plezier naar je, Stephen, maar je maakt een soort monster van Frankenstein. Je maakt ons heel erg bang: het ergste gaat nog komen!”

„Ik ga uit van het motto van de film American Beauty: ‘never underestimate the power of denial’. Ik heb met wethouders gesproken, met raadsleden en ambtenaren. Echt, de ontkenning is gigantisch.”

„Je bent een soort Jeremia: Jeruzalem zal branden als de stad niet naar je luistert.”


„Je zet me weg als negatief en fatalistisch, Zef. Maar het is niet fatalistisch, het is realistisch.”

Zet Zef Hemel en Stephen Hodes tegenover elkaar, en je krijgt een gesprek dat knettert. De een, Hemel, is planoloog en hoogleraar Grootstedelijke Vraagstukken aan de Universiteit van Amsterdam. De ander, Hodes, is organisatieadviseur en waarschuwt sinds jaar en dag tegen de verwoestende gevolgen van het massatoerisme voor Amsterdam.

Locatie van het gesprek is de bar van hotel TwentySeven aan de Dam. Aanleiding: de visie op de Amsterdamse binnenstad die Hemel afgelopen najaar schreef op verzoek van burgemeester Femke Halsema. Kan Amsterdam nog gered worden uit de klauwen van het massatoerisme?

De feiten zijn bekend. Een eindeloze stroom bezoekers met rolkoffers en selfiesticks domineert het straatbeeld. De Wallen zijn het exclusieve domein geworden van schreeuwende en kotsende Britten. Airbnb en vastgoedspeculanten ontwrichten de woningmarkt. Vertrouwde winkels maken plaats voor een deprimerende reeks vreettenten, souvenirshops en wafelwinkels. En dit is nog maar het begin: in het komende decennium zal het aantal bezoekers in Amsterdam nog eens verdubbelen.

Twee maanden lang onderzocht Hemel vanuit de portiersloge van de Oude Kerk de conditie van het historische stadscentrum. Hij voerde honderden gesprekken: met buurtbewoners, ondernemers, activisten, wetenschappers, prostituees en ambtenaren. Zijn conclusies waren pittig: de krankzinnige drukte bezorgt de bewoners van de binnenstad een collectief gevoel van vervreemding. Maar Hemel is ook hoopvol. Met genoeg lef, ambitie en uithoudingsvermogen kan Amsterdam voorkomen dat het dezelfde kant uitgaat als Venetië: een zielloos, stampvol toeristenpretpark zonder bewoners en zonder bedrijvigheid.

Spreiding werkt averechts
Stephen Hodes, geboren in Zuid-Afrika, kwam in de jaren zeventig naar Nederland om bouwkunde te studeren. Hij werkte decennialang in de toerismemarketing maar waarschuwt tegenwoordig via zijn denktank Amsterdam in Progress voor de uitwassen van overtoerisme. Anders dan Hemel betwijfelt Hodes serieus of Amsterdam zich ooit nog kan bevrijden van de gekte. De binnenstad is hard op weg om een „monocultureel toeristengetto” te worden, zegt hij. Drie jaar geleden verhuisde hij naar Muiden – vanwege de drukte.
Over één ding zijn Hemel en Hodes het eens: zoals het nu gaat, gaat het niet goed. Het huidige beleid van dempen, afremmen en spreiding van toerisme schiet hopeloos tekort – en werkt zelfs averechts. „Als je een deel van de bezoekers naar buiten stuurt”, zegt Hodes, „creëer je alleen maar ruimte voor méér toeristen.” Hemel: „Bij spreiding hou je alleen de mensen over die voor drugs en prostitutie komen. Dan worden we een partystad: in het weekend stroomt het vol en op maandag kun je de boel opdweilen.”

Er is veel méér nodig, vinden ze allebei. Radicale maatregelen. Bestuurlijk lef. Actie van inwoners en ondernemers. Nieuwe ideeën. Maar wat die ideeën zijn, en van wie die moeten komen – daarover verschillen ze ingrijpend van mening.

Het begint al bij het benoemen van de oorzaken van de huidige malaise. Hemel ziet de krankzinnige drukte in Amsterdam als onderdeel van de smartphonerevolutie: boekingsites, Airbnb en selfie-hotspots zijn in zijn ogen de motor achter de toeristentoeloop. Volgens Hodes komt het massatoerisme vooral door de wereldwijde groei van de middenklasse in de afgelopen twintig jaar. „We reizen voor status, dat hoort bij de middenklasse. En door het goedkope vliegen en de digitalisering is nu de hele wereld beschikbaar.”

Hemel: „Het toerisme is een wicked problem. Het is nauw verbonden met wonen, winkelen, uitgaan, afval, mobiliteit – kortom, de stad. We gaan het toerisme dus ook niet oplossen, dat kan niet bij venijnige vraagstukken. Maar je kunt wel met z’n allen in een bepaalde richting bewegen waardoor het anders en beter wordt.”

Hodes: „Dat verbinden van toerisme met andere problemen, wat Zef doet, is een typisch Nederlandse kwaal. We verbinden alles aan elkaar, waardoor er nooit actie komt. Want het is zo complex. Ik ben voor simplificeren. De actiebereidheid in Amsterdam is ontzettend laag. Bewoners praten alleen maar en that’s it. Ondernemers doen niets, want ze lopen binnen. En politiek en ambtenarij komen niet in actie omdat ze niet weten waar ze moeten beginnen.”
Hemel: „Ik ben het niet met Stephen eens dat er in de binnenstad sprake is van monocultuur. Ik vind dat hij teveel dramatiseert. Ik woon hier nu al veertig jaar…”
Hodes: „Ik vijftig.”
Hemel: „…en toen ik hier begin jaren tachtig kwam was het helemaal niet zo fraai in Amsterdam. Niemand wilde meer in het centrum wonen. Opeenvolgende colleges hebben hard gewerkt om dat weer in balans te krijgen – en die balans dreigt nu weer te verdwijnen. Maar de smeltkroes in de binnenstad, de types die hier komen, wat hier allemaal bedacht en gemaakt wordt – dat is waanzinnig. Ik denk dat de diversiteit juist groter geworden is.”
Hodes: „Het is maar wat je diversiteit noemt. Als je over de Dam loopt, hoor je inderdaad meer talen dan vijftien jaar geleden. Maar in iedere winkel is Engels de voertaal. Je krijgt eenheidsworst.”

Naar de Zuidas
In zijn toekomstvisie op de binnenstad doet Hemel een radicaal voorstel: bouw een tweede toeristisch centrum aan de Zuidas. Met een reeks „hoogwaardige attracties” – een concertzaal, een mall, mooie hotels, overdekte klimaatdomes, een casino – zouden de toeristen verleid moeten worden om hun heil buiten het overvolle centrum te zoeken. Hemel: „Eén dag op de Zuidas, één dag op het Museumplein. En dan nog één dag in de historische binnenstad.”

Je moet, zegt Hemel, het massatoerisme in Amsterdam als een processie zien. „De bezoekers gaan te voet van het Centraal Station naar het Museumplein, door het oude stadscentrum. Het is een pelgrimage, maar dan seculier, langs de heiligdommen van de Gouden Eeuw.” Volgens Hemel dient zich binnenkort een schitterende kans aan om die processie te verleggen: de uitbreiding van station Amsterdam Zuid. Vanaf 2028 zullen alle internationale hogesnelheidstreinen dáár gaan stoppen, en niet meer op Amsterdam Centraal.

Hemel: „Dan rollen de toeristen dus niet meer, hup, met hun rolkoffers de Wallen op. Ze moeten eerst een stuk met de metro. Dat is een enorme kans! Met een heel mooi tweede centrum op de Zuidas hebben we de mogelijkheid om die processie van toeristen van het CS naar het Museumplein om te klappen. En het imago van de stad te veranderen.”
Hodes: „Dit plan is gewoon een andere framing van spreiding. Zef is planoloog, maar ik heb het over ménsen. En mensen zijn allesbehalve rationeel in hun gedrag. De massa volgt de massa, we lopen achter elkaar aan.”
„Zef gaat bovendien voorbij aan twee dingen. Eén: de Noord/Zuidlijn wordt waarschijnlijk doorgetrokken. Dan wordt het alsnog heel makkelijk om vanuit Schiphol naar de binnenstad te komen. En twee: waarom reizen mensen naar Amsterdam? Voor de cultuur, de geschiedenis en de coffeeshops. Dat vind je allemaal in de oude binnenstad, niet op de Zuidas. Zo’n klimaattuin, concerthal en mooie hotels – daar gaan heel veel mensen op afkomen. Maar die gaan daar alleen maar slapen, en ’s ochtends, hup, met z’n allen naar de binnenstad. Net als die toeristen die nu in Zaanstad of Amstelveen verblijven.”
Hemel: „Ik verbaas me er echt over hoe Amsterdammers bijna wíllen dat de binnenstad wordt leeggegeten. We hebben een heel lage dunk van onszelf: we hebben nu eenmaal niets anders in de aanbieding dan die oude meuk in het historische centrum. Maar we zijn geen Venetië. Ook de oude binnenstad is buitengewoon innovatief. Niet voor niets zitten alle techbedrijven in het centrum, ze willen er bovenop zitten. Kom op, Amsterdam! Ga een nieuw beeld van jezelf creëren. We kunnen een spannend stuk stad maken daar aan de Zuidas.”
Hodes: „Amsterdam heeft behoefte aan een tweede centrum aan de Zuidas, dat betwist ik niet. Alles is altijd maar geconcentreerd in het centrum. Maar het is geen oplossing voor het pretpark-probleem. Sterker nog, met zo’n tweede centrum maak je het nóg aantrekkelijker om naar Amsterdam te komen.”
Hemel: „Nee! Bij de Zuidas hebben we het over kwalitatieve groei. Niet méér toerisme, maar een ánder soort toerisme.”

Een échte hotelstop
Hodes denkt dat er iets heel anders moet gebeuren om de toeristenstroom te stoppen. De oplossing, zegt hij, zit in „toevoer en opvang”. Dus: weg met de goedkope vluchten naar Schiphol, géén Lelystad Airport en geen verplaatsing van de cruisterminal naar een gemeente in de metropoolregio. „Als je die terminal verplaatst, wordt hij waarschijnlijk groter en komen de toeristen alsnog in touringcars naar Amsterdam.”

Bovenal bepleit Hodes een échte hotelstop. „Het stadsbestuur moet niet alleen geen nieuwe vergunningen verlenen, zoals het nu doet, maar ook de vergunningen die al verleend zijn, afkopen. Dat gaat een flink bedrag aan planschadeclaims opleveren, maar de gemeente moet bereid zijn dat geld te betalen. En we moeten ook stoppen met het bouwen van hotels in de metropoolregio. Daar komen de komende jaren nog 14.000 kamers bij, naast 8.000 in Amsterdam .”

Maar of die maatregelen er ooit gaan komen? Daar heeft Hodes een hard hoofd in. „Ingrijpen op Schiphol durft de gemeente niet, want dan krijgen ze ruzie met Den Haag. En zo’n regionale hotelstop? Op Amsterdam na willen alle gemeenten in Noord-Holland toeristisch groeien, dus ik weet wel naar wie het provinciebestuur luistert.”

Hemel: „Je bent opnieuw enorm voor Jeremia aan het spelen, Stephen. Volgens mij is het aantal cruiseschepen al gehalveerd sinds het verhogen van de toeristenbelasting, dus we hoeven het überhaupt niet te hebben over verplaatsen van die terminal. Het dossier-Schiphol is ook enorm wankel: er is nu vliegschaamte. En wat die hotelstop betreft: daar was Amsterdam heel snel mee. Ook in de regio praten ze nu over hoe ver ze moeten gaan met nieuwe hotels.”
Hodes: „In de hotelplannen van de metropoolregio staat niet één concrete maatregel waar gemeenten aan gehouden kunnen worden. Het zijn suggesties.”
Hemel: „Stephen, dit is voortschrijdend inzicht. De noodzaak van maatregelen inzien, dat duurt even.”
Hodes: „Hoe lang heb je nodig voor voortschrijdend inzicht? Ik hoorde Kajsa Ollongren [destijds wethouder in Amsterdam, red.] zes jaar geleden al zeggen: we hebben die enorme toename van de drukte niet in de gaten gehad, want we hadden geen cijfers. Dat was toen al niet waar, en dat is nu nóg minder waar.”
Hemel: „Je bent veel te cynisch! Er ligt nu een visie, er wordt een langetermijnstrategie ontwikkeld.” Er is geen enkele ‘sense of urgency’ in Amsterdam. De bereidheid tot veranderen is nihil.
Hodes: „Je moet kijken naar wat je nú moet doen, geen strategieën ontwikkelen voor over twintig jaar! Dat doen we toch ook niet bij de Deltawerken? Daar zeggen we gewoon: de zeespiegel stijgt, dus ondernemen we nu actie. Er is geen enkele sense of urgency in Amsterdam. De bereidheid tot veranderen is nihil.”

Geen enthousiasme Zuidas-plannen
Wat zijn de kansen voor Hemels ambitieuze Zuidas-plannen? Hodes ziet het niet gebeuren: „Ik heb rond gebeld naar aanleiding van jouw document, maar heb tot nu toe geen enthousiasme kunnen ontdekken. Deze stad is de afgelopen tien, vijftien jaar niet gediend geweest van visies. Toen het nieuwe college kwam was ik echt heel optimistisch, maar we zijn nu twee jaar verder en ik heb geen actie gezien.”

Hodes: „Ik zou graag willen geloven dat het van de burger komt. Maar de betrokkenheid van de binnenstadbewoners is laag. De mentaliteit in de stad is erg veranderd. Er is geen eigenaarschap meer. Toen ik hier net woonde, begin jaren zeventig, zag ik een dame op de Wallen, slechts gekleed in een bh, panty en hoge hakken, die een steegje aan het schoonvegen was. Dat zul je nu nooit meer zien. Het is allemaal heel consumptie- en winstgedreven geworden.”

CV STEPHEN HODES

Stephen Hodes (Kaapstad, 1948) kwam begin jaren zeventig naar Nederland om bouwkunde te studeren aan de TU Delft. Van 1982 tot 1985 werkte hij als marketingmanager bij het Nederlands Bureau voor Toerisme (NBT). Na een verblijf in New York van zes jaar keerde hij terug naar Nederland om voor consultancybureau KPMG te gaan werken. In 1997 richtte hij adviesbureau LA Group op, waarvan hij mede-eigenaar is. Met zijn denktank Amsterdam in Progress waarschuwde Hodes de afgelopen jaren voor de gevolgen van ‘overtoerisme’ in de stad.
Hemel: „Nee, het stadsbestuur loopt niet echt voorop. De politiek is kortademig, je merkt aarzeling en koudwatervrees. Maar het is niet alleen afhankelijk van het stadsbestuur, ook van bewoners en ondernemers. En die vragen mij overal om te komen spreken! Mensen willen hoop en perspectief.”

CV ZEF HEMEL

Zef Hemel (Emmen, 1957) studeerde sociale geografie en planologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en promoveerde in de architectuurgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Als rijksambtenaar in Den Haag was hij hoofdauteur van de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening (2001). Tussen 2004 en 2014 werkte Hemel als plaatsvervangend directeur bij de Dienst Ruimtelijke Ordening in Amsterdam. Sinds 2012 bekleedt hij de Wibautstoel voor Grootstedelijke Vraagstukken aan de UvA.