Uit de rubriek 'het hoogste woord', Het Parool, 5 mei 2018

Toerisme hoort bij een prachtige stad als Amsterdam. Hypertoerisme hoort niet bij Amsterdam, want daar is deze stad veel te prachtig voor. De zintuigen van veel binnenstadbewoners worden op allerlei manieren overprikkeld door toedoen van het massatoerisme.

Je ziet drommen mensen voetje voor voetje schuifelen op de Wallen, het Damrak en de Hoogstraten en de ontelbare op toeristen gerichte winkels met spacecake, wafels, Nutella en lelijk neon- of tl-licht. En je ziet ze de waterkant gebruiken als lunchplek.

Je hoort groepen toeristen die ondanks een alcoholverbod lazarus langs de grachten zwalken of groepen die met megafoon tlloze keren per dag onder de ramen van inwoners van de stad staan. Je hoort de toeterende, ronkende taxi's die op de brug staan om klanten op te wachten ondanks een stopverbod. En de mensen die de buren een paar keer per maand via Airbnb binnenhalen, die feest vieren op het balkon terwijl jij morgen vroeg naar je werk moet.

Je ruikt de walmen van 'typisch Hollandse' lekkernijen als wafels en wiet, zelfs binnenshuis terwijl je je ramen stijf gesloten houdt. En buiten stinkt het naar het vuilnis, met name van fastfoodketens, dat overal maar wordt neergesmeten.

En je voelt de beklemmende drukte waar je je niet aan onttrekken kunt, gewoon omdat je als Amsterdammer ook boodschappen moet doen, naar de sportclub wilt of naar een afspraak zonder een gast omver te hoeven lopen of het gevaar onder ogen te zien dat je iemand die niet kan fietsen tussen je spaken krijgt.

Derde plaats

Als binnenstadbewoner sta je op de derde plek. Ver onder de bezoeker en de ondernemer. De bezoeker die gast hoort te zijn, zich als zodanig hoort te gedragen, maar geen strobreed in de weg wordt gelegd om Amsterdam te gebruiker als decor van een luidruchtig vrijgezellenfeest. De stad waar alles kan en mag. Vooral dat wat in hun eigen land kennelijk niet is toegestaan.

De ondernemer die niet voor niets gebonden is aan regels om te zorgen dat de zaak niet uit de klauwen loopt. Maar die door gebrek aan handhaving de openbare ruimte mag vullen met uitdijende terrassen en schreeuwerige reclame. De wetenschap dat handhaving een heterdaadje moet vaststellen en dat dit lastig is met een ernstig tekort aan mankracht wordt beschouwd als vrijbrief om de regels te overtreden.

En dan de inwoner van de stad, die hier belasting betaalt en zou moeten meeprofiteren van het toerisme, maar die ziet dat de voordelen ervan niet opwegen tegen de nadelen. Die merkt dat een huis niet meer te betalen is, of het nu koop of huur is. Die merkt dat Engels de voertaal is geworden en lokale voorzieningen en cohesie steeds meer wegvallen. Zonder het vooruitzicht dat het ooit nog beter wordt.

Acht vierkante kilometer

Wat kost het toerisme de stad eigenlijk? En dan niet alleen uitgedrukt in geld, maar in leefbaarheid. Wat kan een stad als Amsterdam aan? Wie profiteert nou daadwerkelijk van het toerisme? Is dat niet vooral de grote internationale speler zonder enige binding met de stad?

Het zijn deze essentiële vragen die een toekomstig college niet alleen moet zien te onderzoeken en te beantwoorden, maar ook het hoofd moet zien te bieden. Dat begint met eerlijk zijn. Eerlijk zijn over wat de lusten tegenover de lasten zijn en bij wie wat terecht komt. Eerlijk zijn over het feit dat de bezoeker nu eenmaal dat kleine stukje binnenstad van acht vierkante kilometer waar de belangrijkste bezienswaardigheden zich bevinden wil zien tijdens een flitsbezoek.

Spreiding is een mythe. En zelfs als je hotels bouwt buiten de Ring, zullen al die bezoekers nog steeds gaan naar die acht vierkante kilometer, die ook nog steeds een woongebied zijn.

Willen we nog steeds die cruiseschepen, die in feite drijvende hotels zijn, qua uitstoot gelijk aan tienduizend vrachtwagens en die hun passagiers in twee uur over de Wallen jagen? Willen we alle soorten van funvervoer als fietstaxi's, Segways en huurfietsen nog toestaan? Waarom is dit op geen enkele wijze gereguleerd of gelimiteerd?

Waarom zetten we niet in op wat voor soort bezoeker we wél en vooral niet willen, gelinkt aan wat ze de stad daadwerkelijk opleveren anders dan overlast? Waarom staan we nog toe dat huizen als illegale hotels worden gebruikt, terwijl onze (lokale) woningmarkt zwaar onder druk staat? Waarom kunnen steden als Dubrovnik en Barcelona maxima stellen aan het aantal bezoekers en ze aanspreken via borden op hun gedrag, terwijl wij in Amsterdam hosts inzetten die onze gasten niet eens mogen aanspreken op hun misdragingen?

En waarom stoppen we nog steeds ruim 4 miljoen euro in een stichting die haar doel allang heeft bereikt? Amsterdam hoeft niet meer gepromoot te worden, dus wat is het bestaansrecht van Amsterdam Marketing?

Hutje op de hei

Je kan me niet kwader krijgen dan door me te vragen waarom ik hier nog woon. Waarom ik niet lekker in een hutje op de hei ga wonen. Ik ben bewust in een gedeelte van een kleine wereldstad gaan wonen waar altijd wat te doen is.

Maar ik heb het de afgelopen jaren de spuigaten uit zien lopen. Zonder beperkingen, zonder regulering, zonder handhaving en vooral zonder visie. Als drukte perceptie is, dan appelleert deze wel erg aan alles wat ik zie, voel, hoor of ruik.

Wat voor stad wil Amsterdam zijn? De groei van toerisme is wel degelijk een politieke keuze. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Het was drie jaar geleden al twee voor twaalf. Nu is het twee over twaalf. Toon lef, politiek! Toon visie! Durf dappere keuzes te maken! Stoere besluiten te nemen!

Veel wijsheid

Zie inwoners niet als klagers, of nog erger: als een kwelling, maar als kanaries in de kolenmijn; met liefde en hart voor de stad. En hou op met framen door te spreken over 'de populariteit van Amsterdam' of 'het succes van de stad'.

Ik wens een nieuw college hier veel wijsheid in toe. Maar vooral: realiteitszin en een daadwerkelijke stip op de horizon in de vorm van een Wethouder voor Toerisme en Balans.

Arjan Welles, redacteur Pretpark Amsterdam