Terwijl buiten de kermis op de Dam tekeergaat, zit directeur Richard Francke van de Industrieele Groote Club in alle rust in de chique vergaderkamer van de vroegere oude sociëteit. ‘De Dam is een echt stadsplein’, zegt Francke. ‘Het is het oudste deel van Amsterdam. Met prachtige architectuur. Maar om dat te zien moet je wel naar boven kijken. Dat doet bijna niemand.’ Op het plein buiten verzamelen groepen bezoekers zich rondom tourgidsen met felle jasjes en gekleurde paraplu’s in de hand. Schuin onder de club bevindt zich een van de vele vestigingen van Tours & Tickets, daarnaast een franchisevestiging van het rariteitenkabinet Ripley’s Believe It or Not, van het Amerikaanse Ripley Entertainment Inc, gevestigd in Florida.

Aan de overkant van het Rokin staat een lange rij bij Madame Tussauds, een van de internationale topattracties van Merlin Entertainment. Als exploitant van onder meer acht Legoland-attractieparken, de London Eye, meer dan twintig vestigingen van Madame Tussauds en vakantieparken is het na Disney het grootste entertainmentbedrijf ter wereld. In 2005 werd het voor circa honderdvijftig miljoen euro overgenomen door het Amerikaanse private-equitybedrijf Blackstone Capital Partners. Ook The Amsterdam Dungeon, iets verderop aan het Damrak, is er onderdeel van.

Richard Francke is tevens voorzitter van de ondernemersvereniging Dam. Samen met zijn collega Zeger Stinis, voorzitter van de ondernemersvereniging Kalverstraat en Heiligeweg, trekt hij aan de bel: ze willen weer meer bewoners uit Amsterdam en de regio naar hun gebied trekken, een groep die aanzienlijk meer geld uitgeeft dan buitenlandse bezoekers. Bijna de helft van de buitenlandse toeristen die door de straat lopen, zet nergens een voet over de drempel. Ze sjokken doelloos rond.

Het tweetal maakt deel uit van een groeiende groep ondernemers, bewoners en deskundigen die waarschuwen voor de uitwassen van het massatoerisme in Amsterdam. Tijdens de economische crisis zette de gemeente de sluizen voor het toerisme wijd open, omdat het in moeilijke tijden een van de weinige kansrijke sectoren was. Iedere bezoeker was toen een goede bezoeker. Hotelinvesteringen werden aangejaagd, regels voor ondernemers versoepeld en vastgoed op strategische plekken vrijgemaakt. Toenmalig wethouder Carolien Gehrels reisde de wereld rond om de stad te promoten bij potentiële bezoekers. In New York werd een samenwerking gesloten, in China goede sier gemaakt om de lokale middenklasse te bewegen naar Amsterdam af te reizen. Toerisme is belangrijk voor de stad, benadrukte de wethouder in 2013. ‘Het zorgt voor economische groei en waardevolle banen. [We] zoeken naar mogelijkheden om ook in de toekomst slim te blijven groeien, bijvoorbeeld in het laagseizoen.’

Maar zoals blijkt uit onderzoek van Platform voor onderzoeksjournalistiek Investico en De Groene Amsterdammer worden de economische voordelen van het toerisme overschat en worden de kosten ondergewaardeerd. De winsten komen terecht bij een kleine groep grote ondernemers, die deels onderdeel zijn van buitenlandse ketens. Een voorzichtige rekensom leert dat wanneer alle kosten voor de gemeenschap zouden worden meegerekend, ze de directe gemeentelijke baten van toerismebelasting al snel zouden overtreffen. Het idee dat drukte en overlast weliswaar vervelend zijn maar dat de stad als geheel van de bezoekershausse profiteert, is een mythe.

Achterhalen wat het toerisme de stad precies oplevert, is een vrijwel onmogelijke taak. Dat zegt ook Walther Ploos van Amstel, lector logistiek aan de Hogeschool van Amsterdam. Hij woont in het drukbezochte wallengebied en probeert al jarenlang het economische belang van het toerisme voor Amsterdam te achterhalen. 'Iederen heeft zijn eigen berekeningen en niemand heft overzicht. Aan die situatie is de afgelopen jaren niets veranderd.' Wel heeft het college van b. en w. inmiddels op aandringen van de Amsterdamse Rekenkamer besloten om een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de impact van toerisme.

Dat is hard nodig, want over het aantal bezoekers, de inkomsten uit toerisme en de werkgelegenheid doen de meest uiteenlopende cijfers de ronde. De verwarring stoelt deels op de rekbaarheid van het begrip toeris. Het meest herhaalde ‘officiële’ cijfer, de zeventien miljoen bezoekers die jaarlijks naar Amsterdam zouden komen, bestaat voor meer dan de helft uit Nederlanders. Vaak worden alle bezoekers voor het gemak op één hoop gegooid, dus de backpacker, de cruisetoerist en de congresbezoeker samen met de Amstelveense die wekelijks uit eten gaat in Amsterdam en de Utrechtse student die zijn vriendin opzoekt in de weekenden. Zo kom je aan zeventien miljoen bezoekers, zoals werd becijferd door Amsterdam Marketing, een door de gemeente gesubsidieerde pr-machine met 1100 sponsors uit het bedrijfsleven en een jaarbudget van dertig miljoen euro.

Die zeventien miljoen bezoekers geven volgens Amsterdam Marketing 9,7 miljard euro uit. Dat lijkt veel geld. Maar beperken we ons tot buitenlandse bezoekers die hier overnachten, dan blijft er minder dan de helft van over, namelijk 6,8 miljoen (volgens het CBS), die volgens het Nederlands bureau voor toerisme (NBTC) 5,2 miljard uitgeven. Met de bestedingen van de Nederlandse bezoekers erbij komen we volgens het toeristenbureau uit op 6,3 miljard; een derde minder dan wat Amsterdam Marketing becijfert.

Een belangrijk argument om het toerisme te omarmen, is dat het werkgelegenheid oplevert, ook voor lager opgeleiden. Maar over het werkelijke aantal banen bestaat veel onduidelijkheid. Amsterdam Marketing berekent dat toerisme 154.000 banen oplevert, terwijl het gemeentelijke onderzoeksbureau OISniet verder komt dan 61.000 banen, tien procent van de werkgelegenheid in de stad. Het gaat om banen in hotels en pensions, horeca, cultuur en recreatie en personenvervoer, waarvan een groot deel parttime zijn. Onderzoeksbureau OISbenadrukt dat deze voorzieningen ook worden gebruikt door Amsterdammers en dus niet één op één aan toerisme toe te schrijven zijn.

Ook is de toegevoegde waarde van toeristische werkgelegenheid marginaal. Zo levert de horeca iets meer dan twee procent van de toegevoegde waarde van de Amsterdamse economie op en cultuur en recreatie minder dan twee procent. Van de in totaal zeventien sectoren die worden afgebakend in de Economische Verkenningen Metropoolregio Amsterdam 2017 scoren alleen de sectoren ‘energie, afval en water’ en &

Veel banen die aan toerisme worden toegeschreven, hebben daar in werkelijkheid weinig mee te maken. Goed voorbeeld zijn de horecabanen: 32.000 stuks. Amsterdamse huishoudens geven 800 miljoen euro uit aan horeca op een totale omzet van 1,46 miljard euro. De horeca-uitgaven komen daarmee voor ruim de helft op het conto van Amsterdammers. Dat zou betekenen dat het toerisme geen 32.000, maar een kleine 15.000 horecabanen oplevert. En let wel, een kwart daarvan zijn ‘kleine banen’ van minder dan twaalf uur per week.

Ook de tienduizend banen in de culturele sector zijn niet zomaar aan toerisme toe te schrijven, zoals Amsterdam Marketing doet. Tot die sector behoren musea en theaters, maar ook culturele instellingen zoals dans- en muziekscholen, theatergezelschappen, en podia in Zuidoost, Nieuw-West en Noord die voornamelijk door Amsterdammers bezocht worden. Dat geldt ook voor de banen in het personenvervoer, waaronder taxi’s, trams en bussen, die gebruikt worden door Amsterdammers.

Wat toerisme de gemeente direct oplevert, is makkelijker te berekenen. De stadskas profiteert mee in de vorm van toeristenbelasting (60,8 miljoen in 2015) en de belasting op rondvaarttickets (3,3 miljoen in 2015). In hoeverre deze 64 miljoen opweegt tegen de directe kosten is een vraag die echter nauwelijks wordt gesteld. Een exacte becijfering is dan ook gecompliceerd en afhankelijk van velerlei aannames. Maar een ruwe rekensom laat zich wel maken en levert een ontnuchterend beeld op.

Neem de ambulance en de politie, twee diensten die vorig jaar alarmerend berichtten over de grote hoeveelheid tijd en geld die ze kwijt zijn aan zieke, dronken, beroofde en verdwaalde toeristen. De politie repte in een rapport over de toegenomen overlast van dronken en gedrogeerde toeristen en dealers van nepdrugs op straat, maar ook van buren die hun huis op Airbnb verhuren. Uit buurtonderzoek bleek dat de leefbaarheid en sociale cohesie afnemen, terwijl het aantal toeristen dat in aanraking komt met criminaliteit toeneemt. Toeristen slokken ook steeds meer tijd op van agenten, waardoor andere zaken blijven liggen.

En dat terwijl de capaciteit bij de politie slinkt. Twee politiebureaus op de Wallen werden recent gesloten. Op een zaterdagavond zijn nog maar twee tot vier fulltime agenten beschikbaar voor toezicht in het centrum, dus inclusief de (dronken) toeristentrekpleisters Leidseplein, Rembrandtplein en de Wallen. ‘Een verwaarloosbare hoeveelheid tegenover de dagelijkse tsunami van bezoekers’, stelt de politie. Als antwoord op dit probleem zijn eind december zeventig politiehandhavers (uit andere delen van de regio) en zeventig gemeentelijke handhavers opgetrommeld, die opereren vanuit het politiebureau aan de Nieuwmarkt. De personeelskosten van dit team zijn zo’n zeven miljoen euro.

Ook de ambulance heeft zijn handen vol aan de toeristen. In 2015 moest die 3500 keer uitrukken voor een medisch probleem met een buitenlandse bezoeker, een verdubbeling in vier jaar tijd. Op de spoedeisende hulp van het OLVG-ziekenhuis komen steeds meer toeristen binnen. Het kost hulpverleners door taalbarrières een hoop extra tijd. Alleen de ambulanceritjes voor toeristen betekenen al een kostenpost van 1,5 miljoen euro.

Ook het handhaven van toerisme kost geld. Stadsdeel centrum heeft 37 mensen nodig voor de handhaving van horeca, illegale hotels, winkels en bedrijven (waaronder ijssalons, Nutella- en souvenirwinkels) en evenementen. Hoewel de handhavingskosten in de gemeentelijke begroting niet meer worden toegelicht, kunnen deze kosten worden geschat op twee miljoen euro. Als gevolg van de toegenomen drukte was voor schoonmaak van de openbare ruimte al een structureel extra bedrag van tien miljoen euro uitgetrokken. Daarnaast geeft de gemeente nog een miljoen euro uit aan experimenten om de bezoekersoverlast tegen te gaan, en vijf miljoen aan het handhaven van regels voor vakantieverhuur via platforms als Airbnb. In de recente Voorjaarsnota wordt voor 2017 nog eens 1,6 miljoen extra uitgetrokken voor veiligheid en aanpak van illegale onderhuur.

De gemeente kondigde onlangs nog een maatregel aan om het centrum van de stad van toerismedruk te ontlasten: het verplaatsen van de terminal voor cruiseschepen. Geschatte kosten: 153 miljoen. Dit bedrag kan worden opgeteld bij een deel van de kosten voor de nieuwe zeesluis bij IJmuiden (350 miljoen euro) die Amsterdam bereikbaar zal maken voor grotere vracht- en cruiseschepen. De gemeente neemt daarvan maximaal 105 miljoen euro voor haar rekening. Niet al deze kosten zijn aan toerisme toe te schrijven en de investering kan over meerdere jaren worden uitgesmeerd. Maar opgeteld kost de cruise-sector zo bekeken al snel negen miljoen per jaar.

Dan zijn er nog indirecte kosten in de vorm van subsidies. Voor musea bijvoorbeeld. In de rekensommen van Amsterdam Marketing zijn alle museumbezoekers toeristen. Dan moeten ook de kosten daarvan voor de gemeenschap worden meegeteld. Het Stedelijk Museum ontvangt van de gemeente ruim twaalf miljoen euro subsidie en het Amsterdam Museum meer dan acht miljoen. De twee best bezochte attracties van de stad, het Rijksmuseum en het Van Gogh Museum, kregen respectievelijk 6,5 miljoen en 1,35 miljoen rijkssubsidie. Ook het vervoer van toeristen levert niet alleen geld op maar kost ook wat. Neem de trams van het GVB dat dit jaar 39 miljoen euro subsidie krijgt van de vervoersregio. Als daarvan vijf procent door toeristen wordt gebruikt, is dat al twee miljoen. Het promoten van de stad kost ook nog steeds geld: Amsterdam Marketing krijgt dit jaar een subsidie van 3,85 miljoen.

Zo blijken er nogal wat verborgen kosten te zijn die niet in de berekeningen van Amsterdam Marketing voorkomen. Volgens een ruwe rekensom leveren ze al snel een publieke kostenpost op van 71 miljoen per jaar, meer dus dan de geïncasseerde 64 miljoen toeristen- en rondvaartbelasting. In een echte kosten-batenanalyse zouden bovendien ‘zachte kosten’ als overlast, verminderde leefbaarheid, de afbraak van sociale cohesie en het verdwijnen van authentieke ondernemers en buurtwinkels, meegenomen moeten worden. Die zijn moeilijker in getallen te vangen, maar tikken wel degelijk aan.



Enkele van die 'zachte kosten' zijn wel in cijfers uit te drukken. Uit onderzoek van de gemeente blijkt dat bijna driekwart van de Amsterdammers de binnenstadf op bepaalde tijden mijdt als gevolg van de drukte 'Een indicatie dat het massatoerisme de leefbaarheid en de woonkwaliteit van de stad mogelijk aantast', zegt ewconoom en historicus Gerard Marlet, auteur van de Atlas voor Gemeenten.

Zo zijn er meer indicatoren. Het museumbezoek als geheel neemt bijvoorbeeld toe, maar het aandeel Nederlandse bezoekers daarin neemt af. Bij het Rijksmuseum daalde het binnenlands bezoek in drie jaar tijd van 61 naar 53 procent. Bij het Anne Frank Huis halveerde het zelfs naar zes procent. Volgens het museum is dat een gevolg van het nieuwe online kaartsysteem. Daar zouden vooral buitenlandse bezoekers gebruik van maken. Nederlandse bezoekers bestellen minder snel online kaarten en hebben meer moeite met de lange rijen.

Het aantal bezoekers per inwoner in Amsterdam is hoger dan in steden als Rome, Barcelona, Londen en Berlijn. Marlet vergelijkt Amsterdam met steden als Venetië en Brugge, waar het centrum inmiddels wordt gedomineerd door toerisme en waar bewoners vertrekken. ‘De populariteit van Amsterdam als stad om te wonen, is voor een groot deel het gevolg van het grote aanbod aan culturele voorzieningen. Maar als de rijen te lang zijn of als het te druk is in de musea wordt het minder aantrekkelijk om in Amsterdam te wonen.’

Vorig jaar daalde Amsterdam van de vierde naar de elfde plaats in de ranglijst van meest aantrekkelijke woonsteden, opgesteld door Arcadis. Ironisch genoeg was het voormalig wethouder Carolien Gehrels die namens haar nieuwe werkgever Arcadis liet weten dat de daling deels het gevolg is van de toegenomen drukte. ‘Amsterdam worstelt met toerisme en heeft vooralsnog geen duidelijk antwoord op de spreiding en de drukte.’

Ook de stijgende huizenprijzen, die mede worden veroorzaakt door de toename van het massatoerisme en verhuur via Airbnb, kunnen de populariteit van de stad als woonplek aantasten. Dat kan desastreus zijn voor de lokale economie. Bedrijven kiezen steeds vaker voor steden waar creatieve kenniswerkers graag willen wonen. Het aantrekkelijke leefklimaat is dus een cruciale factor bij het economische succes van de stad. ‘Als dat wordt aangetast, vertrekken jonge getalenteerde mensen zonder problemen naar een andere hippe stad’, aldus Marlet. Bedrijven zullen vanzelf volgen.

Sommige economen stellen dat we de binnenstad, net als in Venetië of Brugge, gerust aan het toerisme kunnen overlaten omdat er in de rest van de stad nog genoeg ruimte is voor bewoners. ‘Maar dat is echt onzin’, stelt Marlet. ‘Het centrum als plek waar mensen en functies samenkomen is essentieel voor de stad.’

En daar gaat het mis, vindt Annemieke Bieringa, straatmanager van de Damstraat en de straatjes in het verlengde hiervan, de Zeedijk en de Nieuwmarkt, het hart van het toeristisch centrum. Ze ziet het winkelaanbod verschralen en afnemen en de Amsterdammer verdwijnen. Al twintig van de zeventig winkels in de Dam- en Hoogstraten zijn ‘eterijtjes’ geworden, plekken waar je een snelle hap kunt afhalen.

Ze ziet in haar gebied vooral jonge drank- en drugstoeristen die op donderdagmiddag in groten getale arriveren en op maandagochtend nog snel de coffeeshop in duiken voor ze weer vertrekken. ‘Zelfs de Bond van Cannabisdetaillisten zegt dat het in de coffeeshops veel te druk is. Ze breken de tent af en wie betaalt de rekening?’ Je moet de stad tegen zichzelf in bescherming nemen, vindt ze: ‘Iedereen is ongelukkig, de bewoners, de ondernemers, alleen de toerist is blij. Maar de Amsterdammers komen niet meer en de betere toerist blijft ook weg.’

Dat merkt ook Jorrit Heinen, directeur van Heinen Delftware, producent en verkoper van Delfts blauw aardewerk. Zijn vader Jaap Heinen begon thuis in Putten met het beschilderen van keramiek en maakte van zijn hobby een handel. Zoon Jorrit liet het bedrijf groeien tot tien winkels, waarvan zes in Amsterdam. ‘Amsterdam trok altijd een bepaald type bezoekers. Een intellectueel, cultuurminnend publiek’, zegt Heinen. ‘Het aantal mensen dat nu onze winkels binnenstapt om een echt aardewerk product te kopen neemt percentueel af. Net als het gemiddelde aankoopbedrag. Steeds meer klanten komen enkel voor de souvenirs.’

Sleutelhangers, miniatuurmolens, klompjes – Heinen is ondernemer en schroomt dus niet om het winkelaanbod aan te passen aan de veranderende vraag. Behalve de ambachtelijke fabriek in Putten heeft het bedrijf ook een fabriek in China voor de productie van ‘souvenirs voor de lagere prijsklasse’. De zaken gaan prima, de omzet stijgt, maar het is de vraag of het een wenselijke manier is van geld verdienen, zegt Heinen. ‘De kwaliteit en de prijs moeten steeds lager, lager, lager.’ Inmiddels ziet hij vooral massatoeristen voorbij komen, ‘die keihard op de automatiek staan te rammen’. Een groot contrast met tien, vijftien jaar geleden.

Zo komen de voordelen van de bezoekerseconomie terecht bij een beperkt aantal ondernemers die succesvol inspelen op het gedrag van de massatoerist.. Het zijn hotel- en horecaondernemers, vastgoedeigenaren, grootschalige Arbnb-verhuurders en Airbnb zelf, grote musea, rondvaart- en touraanbieders en een nog immer uitdijend aantal ijs-, wafel- en kaasverkopers. De trend: grote spelers worden nog groter en de in Amsterdam gemaakte winst vedwijnt steeds vaker de grens. Over.

Hét symbool van succesvol ondernemerschap in het Amsterdamse toerisme is Tours & Tickets. Deze keten met VVV-achtige uitstraling is in korte tijd, soms met actieve steun van de gemeente Amsterdam, uitgegroeid tot een machtsbolwerk en toeristenimperium. Er zijn vijftien vestigingen in de stad waar kaartjes voor attracties en tours gekocht kunnen worden, en daarnaast is de onderneming eigenaar van de Hop On Hop Off-bus, rederij Lovers en drie overgenomen touraanbieders. Het is de grootste aanbieder van rondvaarten en rondleidingen in de stad en voor de helft eigendom van World of Delights, een bedrijf met talloze winkelvestigingen op Schiphol, de Keukenhof en op de luchthavens van Kopenhagen en Helsinki.

Hoe meer je van een keten bezit, hoe hoger de marges. Daarom heeft Tours & Tickets ook een Volendamse kaasboerderij, een pannenkoekenhuis naast het Anne Frank Huis, en twee cafés nabij Amsterdam Centraal. Daarnaast is het eigenaar van Body Worlds, de Xtracold Ice Bar en prostitutiemuseum Red Light Secrets. Op dit punt komt de samenwerking met de gemeente Amsterdam in beeld: alle drie de attracties zijn gevestigd in panden die deel uitmaakten van het 1012-project, een vastgoedoperatie waarmee de gemeente crimineel geld uit de binnenstad wilde weren.

De panden aan het Damrak, de Amstel en de Oudezijds Achterburgwal werden deels met geld van de gemeente overgenomen van illustere figuren als de Israëlische ondernemer Asaf Barazani, de geliquideerde pandjesbaas Bertus Lüske, en van raameigenaar Charles Geerts, ‘de koning van de Wallen’. Nieuwe ondernemers stonden niet te springen om de panden te betrekken. De gemeente was blij dat de toeristenondernemer die taak op zich nam en ze ook nog ‘een publieke functie’ gaf, aldus een 1012-rapportage uit 2013. ‘Toeristische functies werden in deze periode verwelkomd’, erkent verantwoordelijk wethouder Kajsa Ollongren in een reactie. ‘Inmiddels is het beleid van het 1012-project bewust gericht op het tegengaan van monocultuur.’

In de rondvaartbranche wordt Tours & Tickets-dochter Lovers op de hielen gezeten door concurrent Canal Company, dat vorig jaar 1,5 miljoen bezoekers trok. Oprichter Felix Guttman verkocht zijn bedrijf vorig jaar aan de Zweedse touringcar- en cruiseoperator Stromma. Hij was ook een van de bedenkers van het Amsterdam Light Festival, dat bezoekers in de donkere maanden met lichtkunstwerken boven de grachten naar de stad moet trekken. Het festival wordt voor een groot deel door het bedrijfsleven gefinancierd, maar de gemeente draagt met honderdduizend euro in 2017 ook een steentje bij.

In de rondvaartbranche worden de grote spelers groter, en de kleinere ondernemers vissen achter het net. De gemeente probeerde met een nieuwe vergunningsronde voor rondvaartboten het oligopolie in de branche te verbreken, maar zonder succes. Vooral de grote bedrijven behielden hun vergunningen, van de kleinere reders moeten volgens Frans Heijn, voorzitter van de Verenigde Rederijen Amsterdam, 54 van de zestig vergunningen voor historische salonboten of oudere elektrische boten in 2020 ingeleverd worden. ‘Die boten kunnen naar de schroot.’

Dat de hotelsector floreert, spreekt haast vanzelf. Maar vooral in deze sector vloeit een groot deel van de winsten naar het buitenland. Het Amsterdams hotelvastgoed wordt in rap tempo verkocht aan buitenlandse investeerders. Zo is het Amstelhotel in 2014 voor 800.000 euro per kamer gekocht door een Qatarese investeerder. Het pand van Hotel Americain is tegenwoordig van de Duitse investeerder Deka, en het pand van Hotel Krasnapolsky is in handen van de grote Europese asset manager Axa. Dat kocht ook het nog te bouwen grootste hotel van de Benelux: het Nhow Hotel bij de RAI. Dat de stad niet per se beter wordt van deze vastgoeddeals blijkt uit het voorbeeld van Krasnapolsky op de Dam, dat ook de buurpandjes in de Damstraat verkocht. Daar zitten nu ‘eterijtjes’ die vrijwel uitsluitend door toeristen worden bezocht naast een Tours & Tickets en een Dunkin’ Donuts.

De belangstelling van buitenlandse investeerders is niet vreemd. Het aantal hotelovernachtingen in bijvoorbeeld de maand januari verdubbelde in zes jaar naar een miljoen. Bovendien stijgen de kamerprijzen al jaren, met een record van acht procent in 2016. Enkel de verhuur van kamers leverde de hotelsector in Amsterdam een omzet van 1,2 miljard op. Daarnaast verdienden zij honderden miljoenen euro’s aan aanvullende diensten en producten zoals ontbijt, hotelbar en roomservice. Ook de grote hostels in de stad zijn in buitenlandse handen. Recent zijn er vierduizend hostelbedden bij gekomen. Meer dan de helft van die bedden staan in het A&O-hostel in Zuidoost en bij Meininger in Sloterdijk, beide zijn in Duitse handen. Het nieuwe grote Clink Hostel in Noord is van de Ierse zussen Dolan.

Het betekent dat een groot deel van de winsten die worden gemaakt in de hotels in de stad direct verdwijnt naar buitenlandse bankrekeningen en afgezien van werkgelegenheid weinig toevoegt aan de lokale economie. Het aantal banen in de hotelsector stijgt echter aanzienlijk minder snel dan het aantal bezoekers. Sinds 2002 steeg het aantal kamers met 82 procent en het aantal banen met slechts 25 procent.

Hoewel er door de gemeenteraad inmiddels is besloten tot een hotelstop in de populaire delen van de stad komen er in het centrum de komende jaren nog 22 hotels bij. In de hele stad zijn vergunningen verleend voor in totaal nog honderd te openen hotels. Voor een gebrek aan slaapplekken hoeven we voorlopig niet te vrezen.

Zelfs het veelbesproken verhuurplatform Airbnb past in het beeld van machtsconcentratie en winst die deels wegvloeit over de grens. De bemiddelaar staat bekend als een platform van gewone huizenbezitters voor gewone toeristen en is een van de motoren achter de groei van het slentertoerisme. Mar anders dan vaak wordt aangenomen zijn hierin ook grote spelers actief.

Neem ‘Sammy’, een ogenschijnlijk frisse Hollandse jongen met blond haar en blauwe ogen. Een rijke jongen ook, want onze zoektocht leert dat hij vijftig Amsterdamse adressen achter zijn naam heeft staan. Hij heeft het er maar druk mee, want zijn optrekjes zijn een dikke 3200 keer gerecenseerd. Op 4 juli 2016 had Sammy het volgens Inside Airbnb nog drukker: toen beheerde hij liefst 156 adressen.

Al die appartementen worden stuk voor stuk aangeduid als Sammy’s home en ze zijn stunning of fantastic en vooral: brand new. Als ze vaak verhuurd zijn, verdwijnen ze uit het systeem omdat op Airbnb een appartement niet langer dan zestig dagen per jaar verhuurd mag worden. Wie Sammy is en of hij überhaupt bestaat, is niet zo makkelijk te ontdekken. Een verhuurder die gebruik maakt van Sammy’s diensten, verwijst ons naar bemiddelingsbureau 60days, maar dat ontkent en zegt alleen met kleinere accounts te werken.

 

Bemiddelingsbureaus ‘ontzorgen’ verhuurders, ontvangen de gasten en maken het appartement schoon in ruil voor maximaal een kwart van de inkomsten. Dat is een lucratieve business. De gemiddelde Amsterdamse verhuurder biedt zijn hele appartement volgens website Inside Airbnb, dat verhuurgegevens verzamelt, negentig dagen per jaar aan voor 146 euro per nacht. Uitgaande van vijftig adressen en zestig verhuurdagen per jaar zou Sammy namens zijn opdrachtgevers een dikke vier ton incasseren. Een kleine ton is voor Sammy. De grootste verdiener in Amsterdam is overigens het Amerikaanse Airbnb zelf. Huurders betalen van de kamerprijs zes tot twaalf procent aan de organisatie; verhuurders nog eens drie tot vijf procent.

Ruim tweehonderd ijssalons, souvenir- en wafelwinkels liggen als confetti uitgrstrooid over de belangrijkste toeristenstraten van de stad. Dit jaar openden de eerste vier vestigingen van Dunkin' Donuts hun deuren en binnekort volgt de vijfde. Het zijn franchisevestigingen die worden geexploiteerd door de Amsterdamse ondernemer Roberto Fava, de man achter de inmiddels negen Ice-Bakery-winkels in het centrum van de stad en de Duo-Penotti-winkel op het Rokin, tegenover de Industrieele Groote Club. De gemeente droeg onbedoeld bij aan de snelle groei van het aantal ijs- en wafelwinkels. Sinds een Jordanese ijssalon in 2009 met sluiting werd bedreigd, hoeven ijssalons geen horecavergunning meer te hebben. De onlangs aangekondigde proef met 24-uurs openingstijden voor winkels in het centrum zal naar verwachting voor de'eterijtjes' meer winst opleveren. Een aantal strategische locaties in het centrum dat vrij kwam dankzij het 1012-project werd opgeviuld met ijs-, wafel- en kaaswinkels.

Ook kaasmaker Wiebe Willig wist zo een leuk pandje te bemachtigen in de Haringpakkerssteeg. Toch maakt zelfs hij zich zorgen over de ‘teloorgang’ van de stad, zegt hij op kantoor bij zijn kaasboerderij in het Noord-Hollandse Katwoude. Ruim twintig jaar geleden opende zijn vader Henri Willig de eerste kaaswinkel in winkelcentrum Magna Plaza in het voormalige hoofdpostkantoor. Tien jaar later volgde een tweede winkel aan het Damrak. ‘We dachten toen dat de markt wel verzadigd was.’ Maar de echte doorbraak moest nog komen, met de opening van een winkel aan de Bloemenmarkt. Inmiddels heeft het bedrijf dertien kaaswinkels in de hoofdstad en inclusief export een omzet van 55 miljoen. En Willig is al lang de enige niet meer; er zijn ook vier Amsterdam Cheese Company’s en drie Golden Age Cheese Stores. Op de Bloemenmarkt ziet Willig het aanbod van bloemen ondertussen verschralen. De omzet loopt daardoor terug. ‘Er komen steeds minder mensen naar de markt’, aldus Willig. ‘Het zou weer een echte bloemenmarkt moeten worden. Dat moet de gemeente afdwingen.’

Terwijl ondernemers zeggen dat ze liever Amsterdammers en mensen uit de regio zien, en terwijl wetenschappers waarschuwen voor het gevaar van een toeristische stad zonder ziel, is het stadsbestuur nog zoekende. ‘Toen we in 2014 begonnen met dit college was het nog niet zo’n onderwerp’, zegt wethouder Kajsa Ollongren. Het besef dat de drukte tot problemen kan leiden, is volgens haar pas later doorgedrongen. ‘Alleen bleken er toen weinig harde feiten en cijfers te zijn over toerisme, op basis waarvan we beleid konden voeren.’ Inmiddels weten we uit de cijfers van OIS en CBShoeveel bezoekers en overnachtingen er zijn, aldus de wethouder, ‘maar we weten nog niet genoeg’. Vandaar de opdracht voor een onafhankelijk onderzoek naar de kosten en baten van het toerisme. ‘Het blijkt heel moeilijk om dat goed te berekenen. Veel moeilijker dan ik dacht.’ In het onderzoek wordt ook nadrukkelijk gekeken naar indirecte kosten zoals het verlies van sociale kwaliteit en overlast.

Twijfels over de bestaande werkgelegenheidscijfers heeft Ollongren niet. ‘Ook als een groot deel van de bestedingen in de horeca en cultuur van Amsterdammers komt, spelen bezoekers een cruciale rol bij het in stand houden van voorzieningen en bij het hoge niveau van de horeca en cultuur in de stad. Het is een wisselwerking tussen bewoners en bezoekers.’ Ook de zorgen van econoom en historicus Gerard Marlet over de leefbaarheid en het vestigingsklimaat deelt ze niet. ‘Er zijn een aantal specifieke plekken, zoals de Wallen, waar we moeten ingrijpen. En we doen ook al veel. Er is een hotelstop, illegale hotels worden hard aangepakt, de cruiseterminal wordt verplaatst, er is meer geld naar handhaving, we zijn in gesprek met touroperators over gedragsregels.’ Maar: ‘Als je uitzoomt en de stad als geheel bekijkt, ligt die er fantastisch bij. Amsterdam bloeit en bruist.’

Een ander geluid liet burgemeester Eberhard van der Laan vorig jaar horen. ‘We hebben haast. We moeten doorpakken’, zei hij tijdens de jaarlijkse conferentie Staat van de Stad in oktober 2016. Een week later in de gemeenteraad sprak hij zich opnieuw uit: ‘Toerisme leek een balansprobleem te zijn, maar is inmiddels fundamenteel.’ Hoewel het echte antwoord in zijn ogen nog niet is gevonden, opperde hij een aantal mogelijkheden: vergunningen voor groepen, toeristenbelasting gebruiken als middel voor spreiding, en meer handhaving.

Dennis Boutkan, gemeenteraadslid van de PVDA, erkent de urgentie van het probleem. Zijn partij was in het vorige college voorstander van meer toerisme maar is inmiddels ‘tot inkeer gekomen’, zegt hij. ‘Je kunt handhaven wat je wilt, maar daar red je het niet mee. Waarom geen vergunningen instellen voor die ijs- en wafelzaken? En waarom kunnen we geen beperking opleggen aan een te grote concentratie van toeristenwinkels?’ Ook pleit hij voor sturing via vastgoedbezit, de enige manier om de stad te beschermen tegen vastgoedeigenaren en ondernemers die de binnenstad ‘als een stuk rood vlees kapot willen scheuren’.

Ook de ondernemers aan het Damrak, Dam, Rokin, Kalverstraat en Nieuwendijk verweren zich tegen het sprinkhanengedrag van de toerisme-industrie. ‘Voor de Amsterdamse economie zijn bewoners beter, en het centrum is nu eenmaal het populairste winkelgebied’, zegt Francke in de vergaderzaal van de Industrieele Groote Club. Toeristen zouden eens een ander rondje kunnen lopen, bijvoorbeeld gestuurd door een andere bewegwijzering in de stad. ‘Nu neemt de gemeente een soort machteloze houding aan’, zegt zijn collega Stinis. ‘Alsof je een omstander bent. Maar je bent er toch zelf bij?’

Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door Fonds 1877